Rol vijf gemeenten bij onteigening Joodse eigendommen in oorlog onderzocht

09 maart 2023
Algemeen

Het onderzoek naar de rol van vijf Groningse gemeenten bij de onteigening van Joods onroerend goed tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog is afgerond. Donderdag 9 maart worden de uitkomsten gepresenteerd in het gemeentehuis van Winschoten. De titel van het onderzoek: ‘Vermoord en bestolen; Joden, hun overlevingskansen en hun onroerende eigendommen in en na de Tweede Wereldoorlog op het Groninger platteland.’ 

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeenten Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Veendam, Westerkwartier. Eindverantwoordelijke voor het onderzoek is Richard Paping, hoofddocent Rijksuniversiteit Groningen.  Het onderzoek van de vijf gemeenten volgt een landelijke trend, waarin steeds meer gemeenten laten uitzoeken wat hun eigen rol is geweest bij onteigening tijdens de oorlogsperiode. Circa veertig gemeenten in Nederland hebben inmiddels onderzoek laten doen. 

In een gezamenlijke reactie laten de vijf gemeenten weten dankbaar te zijn voor de grondigheid en zorgvuldigheid van het onderzoek. Het onderzoeksrapport geeft een goed beeld van het handelen van de gemeenten bij de onteigening van Joods onroerend goed tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog. Ook stellen de gemeenten zich op het standpunt dat mochten zich naar aanleiding van het onderzoek nazaten van eigenaren van onroerend goed zich melden met eventuele vragen, samen met betrokkenen op zoek te gaan naar antwoorden.

Verschil per gemeente 

Vanaf 1942 startte de Duitse bezetter met het stelselmatig onteigenen van Joodse eigendommen. De omvang van de onteigening verschilde per gemeente. Dit had onder meer te maken met verschil in populatie en het aanbod aan onroerend goed. Zo telde Het Hogeland 91 Joodse inwoners en Oldambt 509. Onteigening richtte zich behalve op vastgoed ook op landbouwgrond. Dit gebeurde voor het overgrote deel door de Duitse bezetter, NSB’ers en collaborateurs. In een aantal gevallen ging een gemeente zelf over tot onteigening van onroerend goed tijdens de oorlog. Op dat laatste aspect lag de focus van het onderzoek.

Gemeente Oldambt 

Rond 1942 telden de 7 voormalige gemeenten van de gemeente Oldambt circa vijfhonderd Joodse inwoners. De meeste Joodse inwoners woonden in Winschoten, hier was ongeveer tien procent van de inwoners Joods. Daarmee was Winschoten na Amsterdam procentueel gezien grootste Joodse populatie van Nederland. Uiteindelijk overleefden slechts 45 Joodse inwoners uit de gemeente Oldambt de oorlog. 
  
Uit het onderzoek komt naar voren dat de gemeente Winschoten in vijf gevallen onroerend goed van Joodse eigenaren heeft onteigend (een pakhuis, een dubbele arbeiderswoning en drie stukken land).  Redenen voor onteigening door de gemeente waren: stadsuitbreiding, havenuitbreiding en industrialisering. Uiteindelijk heeft in alle gevallen na de oorlog rechtsherstel plaatsgevonden. Uit het onderzoek komt wel naar voren dat het proces van rechtsherstel ingewikkeld was en moeizaam verliep. Hierbij stelde het gemeentebestuur zich afwachtend en formeel op. Ook beschrijft het onderzoek hoe de gemeente Winschoten in eerste instantie het eigen belang voorop zette.  Ze wilden geen financieel nadeel ondervinden en het was duidelijk dat ze het Joodse land en de huizen echt wilden houden om zo plannen te kunnen uitvoeren. 
Als gevolg van het rechtsherstel keerden alle eigendommen terug naar de rechtmatige eigenaren. Bijzonder is om te vermelden dat de gemeente de onroerende goederen later alsnog heeft aangekocht. 

Beknopte conclusies van de overige vier gemeenten staan vermeld op de website van de desbetreffende gemeenten. 

Noot: bij belangstelling kan het Onderzoeksrapport worden opgevraagd. Dit kan door een mail te sturen naar communicatie@gemeente-oldambt.nl